Mag ik er, nu we hier toch zijn, op wijzen dat ik weliswaar tot de minder populaire menssoorten behoor, maar desalniettemin belangrijk werk verricht? In alle bescheidenheid natuurlijk. Maar toch.
U kent vast de bekendste anekdote over het potentieel levensreddende werk van de kommaneuker. Die gaat over een telegram dat de gevangenis bereikt op het moment dat een terdoodveroordeelde dreigt te worden opgehangen.
‘Wacht niet, hangen’, leest de tekst.
‘Wacht, niet hangen’, had er moeten staan.
In mijn werk – officieel heet ik eindredacteur – zie ik veel schrijvers worstelen met de komma.
Neem deze zin:
Wat staat daar nou eigenlijk? Het kan drie kanten op.
Dit gaat ook vaak verkeerd:
In de eerste zin worden alle journalisten ontslagen, omdat ze geen van allen het vereiste niveau halen. In het tweede geval is sprake van een groep journalisten, van wie enkelen vanwege hun gebrek aan taalvaardigheid moeten opkrassen.
Nou, da’s lastig, want die zijn er niet. Althans, officieel. Wél zijn er wat handigheidjes om ten minste de grootste rampen te voorkomen. Zelf gebruik ik deze vier.
Ik hoor u zeggen: op al die handigheidjes gelden uitzonderingen. Klopt.
Op de punten waar je ademhaalt, hoort meestal een komma te staan. En ja, dat kan dus óók voor ‘en’ zijn.
Dit blog is ook verschenen op de website van het programma Begrijpelijke Taal van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.