En je moet het eruit zien te krijgen.
Vaak doe je dat via een interview. Een gemakkelijke vorm, lijkt het. Maar een goed interview houden is zo simpel nog niet. Het is meer dan een gezellig gesprekje en meer dan het afwerken van een lijst met tevoren bedachte vragen. Een goed interview vraagt vakmanschap.
Moet je binnenkort aan de slag voor het personeelsblad, het relatiemagazine of de nieuwsbrief? Dan zijn hier wat tips en trucs voor een geslaagd interview.
Het antwoord op die vraag is: ja. Of eigenlijk: ja! Met uitroepteken dus. Een goede voorbereiding is het halve werk, ook als je iemand gaat interviewen. Vooraf verdiep je je grondig in het onderwerp waarover je gaat praten, in de persoon van de interviewee en in diens visie op het onderwerp.
In feite weet je zo, voordat je überhaupt één woord hebt gewisseld, wat jouw vragen voor antwoorden gaan opleveren. Althans, de meest voor de hand liggende vragen.
Er zijn journalisten, geloof het of niet, die zich doelbewust niét voorbereiden. Die zeggen: ik ga er onbevangen op af, zodat ik vragen kan stellen met dezelfde mate van verwondering als mijn lezers, want die hebben ook geen voorkennis.
Kijk, dat vind ik dus dom. Journalisten die zo te werk gaan, verwarren het interview dat ze houden met het interview dat ze op papier zetten. Natúúrlijk moet het uiteindelijke artikel aansluiten bij de kennis en interesses van de lezers. Maar het is óók je taak om te verrassen, te amuseren, iets nieuws te brengen, te prikkelen.
Zonder voorbereiding kun je niet kritisch zijn. Je geeft je interviewee in feite een open microfoon. In mijn ogen maak je je er op die manier met een jantje-van-leiden vanaf. En die politiek-correcte bla-bla over lezers vooropstellen neem ik dan niet serieus. Ik vind namelijk dat je je lezers op die manier geen recht doet. Trouwens, je gesprekspartner evenmin.
Kortom: inlezen (of rondvragen) is een absolute must. Weet wat je te wachten staat!
Het antwoord op die vraag is: nee. Maar hier geen uitroepteken. Want je moet wel oppassen. Onervaren interviewers willen nog wel eens komen opdraven met een lijst met vragen die ze netjes één voor één afwerken. Ja, je krijgt een keurig antwoord op je keurige vragen. Maar het zal nooit een verrassend antwoord zijn. Want je luistert niet echt.
Interviewen, goéd interviewen, is vooral luisteren. Wat zegt de persoon aan de overkant van de tafel nou eigenlijk?
Enfin. Enzovoorts. Luisteren dus, en doorvragen. Nee, dat is niet moeilijk. Als je oprecht geïnteresseerd bent, gaat het bijna vanzelf. Je moet er alleen niet bang voor zijn. Kritisch zijn mag – moét. Je wilt het naadje van de kous weten, in het belang van je toekomstige lezers.
Nou, eigenlijk wel. Maar ook weer niet. Lastig hè?
Kritisch zijn, niet alles voor zoete koek slikken, is een voorwaarde voor het welslagen van een interview. Maar kritische vragen stellen is niet hetzelfde als onvriendelijk zijn. Je voert een gesprek, geen oorlog. Storm niet binnen met je wapens in de aanslag (om toch maar even een oorlogsterm te gebruiken). Dan klapt je gesprekspartner meteen dicht.
En echt, dát maak je niet meer goed.
Leg dus eerst een fundament. Babbel wat over ditjes en datjes om de ander gerust te stellen. Als je echt van start gaat, stel je eerst een paar onschuldige vragen. Die vragen dus waarop je het antwoord eigenlijk al weet. Maakt niet uit. Dit is de warming up. Je toont interesse, checkt tegelijkertijd wat feiten en breekt intussen het ijs.
En dan is het tijd voor het echte werk.
Nogmaals: het is geen oorlog en je ligt niet in de loopgraven. Wees kritisch, maar blijf wel eerlijk en open. Je wilt weten waarom iemand doet wat hij doet. Wat iemand motiveert. Wat hem gaande houdt. Je wilt dus antwoorden die dieper gaan dan de oppervlakte.
En ja, dan moet je soms even in de stront roeren. Uitdagen. Confronteren. Allemaal niet erg. Als je maar in gedachten houdt: iemand het vuur aan de schenen leggen is iets anders dan iemand boven de enkels afzagen.
Tuurlijk. Honderden. Ik noem er een paar.
Tot slot: is je opgevallen dat ik deze blog in de vorm van een interview (met mezelf) heb gegoten? En zie je dat er eigenlijk maar één vraag is gesteld (de eerste) die van een lijstje zou kunnen komen? En dat de rest daarop voortborduurt? Kwestie van luisteren. In dit geval naar mezelf. Ook geen sinecure, trouwens.