Shit. Daar ging ik de fout in. Ik – degene die altijd loopt te foeteren op mensen die hun Nederlands doorspekken met anglicismen. Ik – die de uit Engelstalige media overgeschreven artikelen van correspondenten er zó uitpik in de Nederlandse krant.
En dat ik een anglofiel ben, is natuurlijk geen excuus. Ik was fout.
Kijk, ik snap dat taal leeft. Maar dat het Groene Boekje het prima vindt dat je de bootcamp deze week overslaat vanwege de babyshower van die vriendin die zo’n beauty op de wereld zette? En dat het Groene Boekje snapt dat je medio oktober geneigd kunt zijn een bodywarmer aan te trekken, ook al is dat niet de eyecatcher waarvan je hubby zo happy wordt?
Het moet niet crazyer worden.
In de journalistiek heb ik geleerd om vreemde woorden die niet tot het officiële Nederlands zijn doorgedrongen cursief te zetten. Laatst redigeerde ik het jongste boek van een Nederlandse trendwatcher. Toen het cursief de pagina’s wel erg begon te domineren, haalde ik het Groene Boekje er maar eens bij. Ik was flabbergasted. No way! Sales: is Nederlands. Retail: is Nederlands. Marketen, leisure, empowerment: allemaal Nederlands.
En toen was ik pas op pagina 3 van het manuscript.
Maar hé, zolang ik on the job ben – in dit geval als eindredacteur – ben ik des trendwatchers partner in crime. Trouwens, leenwoorden zijn iets anders dan anglicismen, nietwaar?
Echte anglicismen: ik vind ze not done. Het lijkt wel alsof we steeds meer constructies uit het Engels overnemen, met allerlei kromtaal als gevolg. Bijvoorbeeld:
Kijk, als rechtgeaarde anglofiel vind ik dat we best enige vrolijkheden van de Engelsen mogen overnemen. Links rijden. Het ritueel van scones met jam en clotted cream. Wat humor, wat beleefdheid. Fish-and-chips (met azijn graag). Historisch besef. Weten hoe je een rij vormt bij de bushalte. Maar hun taal? Die mogen ze houden. Aan het eind van de dag is dat niet mijn kopje thee.
Dit blog is ook verschenen op de website van het wetenschappelijk programma Begrijpelijke Taal.